55_2021-2022/79 - Wijziging van art. 375bis van het Burgerlijk Wetboek
Pétitions
U kan deze petitie niet steunen.
55_2021-2022/79 - Wijziging van art. 375bis van het Burgerlijk Wetboek
Grootouders zouden niet het recht moeten hebben om een rechtbank te vragen om hun kleinkinderen te zien als beide ouders het er niet mee eens zijn. De verschillende magistraten passen deze wet naar de letter toe en kijken niet echt naar het belang van het kind. Alleen dat volgens deze wet grootouders het recht hebben om dit bezoekrecht aan te vragen en dat is het dan. Hoe kan het in het belang van het kind zijn om midden in een conflict te belanden? Het is normaal dat een kind zijn 2 ouders of een familielid van een ouder ziet, maar niet de grootouders die geen familie zijn van dit kind. De wet moet veranderd worden.
Voorbeeld: We hadden een huurcontract met de oma. Toen we terugkwamen van vakantie, belette de grootmoeder ons de toegang tot onze accommodatie en viel ons aan. Ze heeft ons verhinderd ons eigendom terug te krijgen. Maandenlang vroeg ze nooit naar haar kleindochter. Toen we een procedure introduceerden om ons eigendom terug te krijgen, herinnerde ze zich plotseling dat ze een kleindochter had. Er waren verschillende aanvallen van hem op ons. De rechtbank kende hem bezoekrecht toe omdat dit in het belang van het kind zou zijn.
Is het niet in het belang van het kind om goed met zijn ouders om te gaan? Grootouders vervangen ouders niet. Er is een reden waarom ouders niet willen dat hun kind hun grootouders ziet.
Aan de Kamer voorgestelde oplossing: Leg aan de magistraten uit dat de wet niet met gesloten ogen moet worden toegepast, maar in het belang van het kind. Leg uit wat wordt bedoeld met het belang van het kind. Vraag rechters om naar beide kanten te luisteren. Zet grootouders uit de wet omdat een kind zijn ouders of verwanten nodig heeft, maar grootouders zijn geen essentiële voorwaarde voor het welzijn van het kind, zeker niet als het kind contact heeft met andere kinderen. grootouder,….
Dit initiatief is beantwoord:
Tijdens haar vergadering van 9 april 2025 heeft de commissie voor Verzoekschriften deze petitie overgezonden aan de commissie voor Justitie en aan de minister van Justitie, belast met Noordzee.
Antwoord van de minister van Justitie, belast met Noordzee (16/06/2025):
ln goede orde ontvingen wij het verzoekschrift van mevrouw Maertens van 25 juni 2022 in verband met het recht op persoonlijk contact voor de grootouders, dat wij met bijzondere aandacht gelezen hebben.
Artikel 375bis, eerste lid van het oud Burgerlijk Wetboek bepaalt dat grootouders het recht hebben persoonlijk contact met het kind te onderhouden. Zij hoeven geen bijzondere affectieve band te bewijzen; deze wordt verondersteld.
Bij gebrek aan een overeenkomst tussen de partijen, beslist de familierechtbank, op verzoek van de partijen of van de procureur des Konings, over de uitoefening van dat recht, steeds in het belang van het kind. De familierechtbank weigert de uitoefening van het recht op persoonlijk contact enkel indien de uitoefening van het recht indruist tegen het belang van het kind.
Met de wet van 15 juni 2018 tot wijziging van artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1253ter/1, 1253ter/3 en 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek (B. S. 2 juli 2018), werd bepaald dat de familierechtbank het contact tussen grootouders en kleinkinderen weigert 'enkel als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind' (artikel 375bis, tweede lid oud Burgerlijk Wetboek). Deze weigeringsgrond is ruimer dan de 'bijzonder ernstige redenen' die noodzakelijk zijn om een ouder zijn recht op persoonlijk contact te ontzeggen.
Het doel van het recht op persoonlijk contact bestaat erin om de kleinkinderen toe te Jaten hun eigen grootouders te leren kennen en met hen een waardevol en warm contact te hebben, ook als de eigen ouders geen contact meer hebben.
De wetswijziging maakt van het recht op persoonlijk contact voor de grootouders echter geen absolu ut recht. Bij de beoordeling van het recht op persoonlijk contact, is het belang van de kinderen bepalend. De familierechter kan het omgangsrecht enkel nog weigeren als dit indruist tegen het belang van het kind. Hiermee bevestigt de wet bestaande rechtspraak. De wetgever oordeelde dat kinderen niet zo maar het recht mogen worden ontzegd hun grootouders te zien als dit niet uitdrukkelijk ingaat tegen hun belang (zie Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek, Verslag namens de Commissie voor de Justitie, DOC 1895/005, p. 8).
Dit sluit aan bij artikel 9, derde lid van het lnternationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat bepaalt dat het recht op persoonlijk contact niet kan worden uitgeoefend indien dat in strijd is met 'het hoogste belang van het kind'.
Het recht op bescherming van het famille- en gezinsleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM, houdt in dat de leden van het gezin en de familie aanspraak kunnen maken op geregeld onderling contact. Ook het contact tussen grootouders en kleinkinderen valt onder het familieleven in de zin van artikel 8 EVRM, zodat grootouders uit die verdragsbepaling in beginsel een recht halen op het hebben en onderhouden van contact met hun kleinkinderen (Grondwettelijk Hof 7 februari 2019, nr. 20/2019, overw. B.5.1.; Grondwettelijk Hof 16 januari 2020, nr. 2/2020, overw. B.5).
De beoordeling van het belang van het kind is een beoordeling in concreto die tot de exclusieve bevoegdheid van de rechtbank behoort aangezien het belang van het kind kan verschillen van situatie tot situatie.
Om het belang in te schatten, kan de rechtbank onderzoeksmaatregelen bevelen, zoals een sociale studie of een medisch-psychologisch onderzoek. Artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de familierechter, indien hij het opportuun acht, de zaak kan verwijzen naar een kamer voor minnelijke schikking. ln afwachting van een eindvonnis, kan ook een voorlopig contact tussen grootouders en kleinkinderen worden toegelaten in een ontmoetingsruimte. De rechter kan ook oordelen dat het recht op persoonlijk contact uitgeoefend zal worden via indirecte contacten. Dit zijn contacten op afstand zoals telefoon, e-mail of briefwisseling, of hij kan bij het bepalen van de uitoefening precieze voorwaarden opleggen. Bij conflicten kan contactherstel in een neutrale ruimte helpen om confrontaties te vermijden, nu de bezoekruimte het zo kan organiseren dat ouder(s) en grootouder(s) elkaar niet hoeven te ontmoeten.
De rechtbank kan het kind ook horen. Artikel 1004/1 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat elke minderjarige het recht heeft gehoord te worden door een rechter in aangelegenheden die hem aanbelangen met uitzondering van vorderingen met betrekking tot de onderhoudsverplichtingen en de Jouter financiële of vermogensrechtelijke vorderingen die het vermogen van de minderjarige niet rechtstreeks aanbelangen. Minderjarigen ouder dan twaalf jaar worden gehoord door de rechter, tenzij zij dit weigeren. Minderjarigen jonger dan twaalf jaar kunnen worden gehoord door de rechter indien zij, hun ouders of het parket hierom verzoeken. De rechter kan ook ambtshalve beslissen de minderjarige te horen.
Aan de mening van de minderjarige wordt passend belang gehecht in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit alsook met de eventuele invloed die op hem wordt uitgeoefend (art. 1004/1, § 6 Gerechtelijk Wetboek). De praktijk leert dat de rechtbanken een groot belang hechten aan de verklaring van de minderjarigen (zeker wat betreft oudere kinderen), althans voor zover de rechter ervan overtuigd is dat de minderjarige bij zijn verklaringen niet gemanipuleerd werd door een van de ouders (of door derden).
Het belang van het kind is bepalend voor het beoordelen van het recht op persoonlijk contact van de grootouders. Een conflict tussen de ouders en de grootouders is niet noodzakelijk strijdig met het belang van het kind om persoonlijk contact te onderhouden met zijn grootouders.
Het Hof van Cassatie bevestigt dat uit artikel 375bis oud Burgerlijk Wetboek en zijn wetsgeschiedenis volgt dat de uitoefening van het recht op persoonlijk contact tussen grootouders en hun kleinkind wordt vermoed in het belang van het kind te zijn, tot bewijs van het tegendeel. Een conflictsituatie tussen grootouders en de ouders van het kind heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat de uitoefening van het recht op persoonlijk contact tussen de grootouders en het kind in strijd is met het belang van het kind. Echter oordeelde het Hof ook dat die conflictsituatie, ongeacht wie ze veroorzaakt, evenwel naar omstandigheden tot gevolg kan hebben dat de uitoefening van het recht op persoonlijk contact tussen de grootouders en het kind een negatieve impact heeft op het welzijn van het kind en bijgevolg toch in strijd is met het belang van het kind. Een familierechter kan bijgevolg oordelen dat de conflictsituatie tussen de grootouders en de ouders een dermate negatieve impact heeft op het welzijn van het kind dat de uitoefening van het recht op persoonlijk contact tussen de grootouders en dat kind in strijd is met het belang van deze laatste (Cass. 25 oktober 2024, AR C.23.0217.N).
lk hoop u hiermee van dienst geweest te zijn.
Deel: