55_2021-2022/67 - Intrafamiliaal geweld
Pétitions
U kan deze petitie niet steunen.
55_2021-2022/67 - Intrafamiliaal geweld
Auteurs: Paul en Katleen Boesmans
Verzoek aan de commissie voor Justitie om zich te buigen over het thema intrafamiliaal geweld.
Volledige tekst in bijlage.
Dit initiatief is beantwoord:
Tijdens haar vergadering van 5 juli 2022 heeft de commissie voor de Verzoekschriften deze petitie overgezonden aan de commissie voor Justitie en aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee.
Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee:
Allereest wens ik mijn begrip en steun uit te drukken aangaande de situatie van uw dochter. Ik wil u verzekeren dat we de strijd tegen intrafamiliaal geweld zeer serieus nemen. Zo nam ik zeer recent nog de beslissing meer parketcriminologen aan te werven, die de magistraten kunnen bijstaan in de strijd tegen het intrafamiliaal geweld.
De regering heeft van de strijd tegen het intrafamiliaal geweld (IFG) een duidelijke prioriteit gemaakt, zoals dit werd aangekondigd in het regeerakkoord, alsook in de beleidsnota Justitie.
België ondertekende het Verdrag van Istanbul van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Dit Verdrag legt een aantal verplichtingen op aan de ondertekenende staten en zorgt er dus voor dat België op dit vlak verplicht actie moet ondernemen.
Het is echter al sinds 2001 dat België zijn beleid wat betreft gendergerelateerd geweld (waaronder partnergeweld, intrafamiliaal geweld, seksueel geweld,…) concretiseert door middel van een nationaal actieplan (NAP), samen met de Gemeenschappen. Sensibilisering, vorming, preventie, bescherming van slachtoffers, opvang van slachtoffers, opvolging en begeleiding van daders en de tenuitvoerlegging van een efficiënt strafrechtelijk beleid vormen steeds de belangrijkste doelstellingen van het NAP.
België wordt ook geëvalueerd door een onafhankelijk orgaan van de Raad van Europa, “Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence” (Grevio) met als doel te bekijken of we het Verdrag van Istanbul wel goed in ons beleid implementeren. Een eerste evaluatie werd gevoerd in 2019 en in 2020 verscheen ons evaluatieverslag, dat ons nog enkele verdere aanbevelingen mee gaf.
Op dit moment is een nieuw NAP gendergerelateerd geweld 2021-2025 van kracht. Dit NAP aligneert zich op het Verdrag van Istanbul en de aanbevelingen van GREVIO. De uitwerking van het NAP zal gaandeweg tijdens de huidige legislatuur gebeuren door de verschillende betrokken beleidsdomeinen en zal gecoördineerd worden door het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM).
Specifiek voor politie en justitie bestaan er sinds 2006 richtlijnen voor de aanpak van zaken van partnergeweld (COL 4/2006 – gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld, herzien in 2015). Op elke zaak van IFG moet een strafrechtelijk antwoord volgen, seponeringen om opportuniteitsredenen worden niet wenselijk geacht. Er moet steeds een proces-verbaal opgemaakt worden en naar de procureur des Konings gestuurd worden. De COL 4/2006 is hier zeer duidelijk over. Zelfs als de aangegeven of vastgestelde gedraging geen misdrijf lijkt te zijn, moet een proces-verbaal met als preventiecode 42 (familiaal geschil) worden opgemaakt. Zo heeft de magistraat, in geval van nieuwe feiten, alle elementen om de ernst van de situatie te beoordelen en de meest geschikte maatregelen te bepalen.
Zaken van partnergeweld en IFG worden dus ernstig genomen en prioritair behandeld. Maar alleen inzetten op een snelle en zware bestraffing volstaat niet en is niet de hoofddoelstelling van het strafrechtelijk beleid inzake IFG. Deze vorm van geweld is immers zeer complex en interpersoonlijk en is niet altijd gemakkelijk in te schatten. Er zijn veel verschillende risico- en beschermingsfactoren en de grens tussen een duidelijk dader-of slachtofferschap is niet altijd zo gemakkelijk te trekken. De hoofddoelstelling in het kader van de aanpak van het intrafamiliaal geweld is altijd geweest dat het geweld moet stoppen en dat (potentiële) slachtoffers, voornamelijk ook kinderen, in veiligheid moeten gebracht worden. Om de dimensie van de intrafamiliale context toch meer kracht bij te zetten, wordt hieraan in de werkzaamheden aangaande de hervorming van het Strafwetboek evenwel meer aandacht besteed.
Ook staat de invoering van een tool tegen stalking op de agenda, namelijk het “mobiel stalkingalarm”. In de politiezone Gent loopt al van in 2019 een proefproject met een mobiel stalkingalarm. Dat is een fysieke knop die verbonden is met de smartphone van het slachtoffer. Die verstuurt dan onmiddellijk een oproep naar de noodcentrale, met inbegrip van de locatie. Zo grijpt de politie onmiddellijk in en worden potentiële drama’s voorkomen. Het proefproject gebeurde onder coördinatie van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM), in samenwerking met de Gentse politie en het parket van Oost-Vlaanderen. De werking werd positief geëvalueerd door alle betrokken partners. Het stalkingalarm is een handig middel voor politie en parket om snel en adequaat in te grijpen, vooraleer stalking in een regelrecht drama eindigt. Voor de slachtoffers biedt het bescherming, zekerheid en mentale rust. We hebben nu beslist om het stalkingalarm gefaseerd uit te rollen naar het hele land. Slachtoffers die er een beroep op wensen te doen, kunnen zichzelf aanmelden bij de politie. Ze worden ook doorverwezen door sociale diensten zoals het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) en het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Na aanmelding wordt samen met de verschillende partners en het slachtoffer onderzocht of het stalkingalarm een nuttige maatregel is op basis van het concrete dossier. Tussen slachtoffer en dader mag er geen vrijwillig contact meer zijn, behalve in het kader van de omgangsregeling rond de kinderen. Er is dus een multidisciplinaire omkadering van de betrokkene, in de eerste plaats het slachtoffer en de eventuele kinderen. Het slachtoffer staat dus niet alleen in geval ze het alarm moet gebruiken. Er is een permanente monitoring en evaluatie van het slachtoffer zodat ook in andere levensdomeinen van het slachtoffer stappen kunnen worden ondernomen om het slachtoffer te empoweren.
In België dient het slachtoffer niet steeds het huis te verlaten indien er sprake is van partnergeweld. Sinds 2012 beschikken de politionele en justitiële actoren over de mogelijkheid van een tijdelijk huisverbod (geregeld bij de wet van 15 mei 2012). De wet inzake het huisverbod werd in 2012 vertaald naar concrete richtlijnen voor politie en parketten (COL 18/2012 – Gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie, van de minister van Binnenlandse zaken en van het College van procureurs-generaal betreffende het tijdelijk huisverbod ingeval van huiselijk geweld). Na een grondige evaluatie, werd de wet in 2019 gewijzigd door:
- de verlenging van de termijn van het tijdelijk huisverbod van 10 naar 14 dagen;
- de verplichte begeleiding door de diensten van de gemeenschappen van de persoon die uit huis wordt gezet (dit naast de verplichte begeleiding door de diensten van de gemeenschappen van de persoon die in huis blijft, wat al in 2012 was voorzien), en
- de verhoging van de strafmaat voor het overtreden van het huisverbod naar 1 jaar, zodat een bevel tot aanhouding mogelijk is).
Hierop volgend werden ook de richtlijnen voor de politiediensten en het openbaar ministerie herzien, evenals de samenwerkingsmodaliteiten met de diensten van de Gemeenschappen. De herziene versie van de COL 18/2012 van 5 maart 2020 is dan ook een gemeenschappelijke omzendbrief van het College, de ministers van Binnenlandse Zaken en de bevoegde Ministers van de deelstaten. Dit garandeert een uniforme toepassing van het huisverbod over het hele land. De omzendbrief beoogt ook de parketten te stimuleren om deze extra tool in de strijd tegen partnergeweld te hanteren en op te nemen in hun strafrechtelijk beleid. Dit voor wat betreft gedragingen die een ernstig en onmiddellijk gevaar vormen maar die geen misdrijf lijken te zijn. Een verder aandachtspunt was een betere communicatie tussen de actoren en met de betrokkenen. Alle actoren (het parket, de politie, het justitiehuis, alsook de dienst slachtofferonthaal en de familierechtbank) gaan snel en op uiterst gecoördineerde wijze te werk. Het is cruciaal dat de actoren zowel onderling als met de betrokkenen efficiënt en snel kunnen communiceren. Daarenboven is het de bedoeling dat de procureur des Konings de dienst slachtofferonthaal systematisch vat door zo snel mogelijk en ten laatste op de eerste werkdag na de beslissing tot huisverbod relevante stukken en informatie mee te delen. Verder moet de procureur des Konings het justitiehuis systematisch het mandaat geven om de uithuisgeplaatste te begeleiden en op te volgen tijdens het tijdelijk huisverbod door zo snel mogelijk en ten laatste op de eerste werkdag na de beslissing tot huisverbod relevante stukken en informatie mee te delen.
Er kan worden verwezen naar de artikelen 764 en 765 van het Gerechtelijk Wetboek en de COL 13/2015 aangaande richtlijnen met betrekking tot het advies van het openbaar ministerie in burgerrechtelijke materies krachtens de wet van 19 oktober 2015 tot wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen van justitie. Ook de COL 4/2006- herziene versie van 2015, zet expliciet in op de samenwerking tussen de correctionele parketten en de afdelingen Jeugd en gezin van de parketten. Het is belangrijker verder in te zetten op het verbeteren van deze informatiestroom tussen de relevante actoren evenals in de opleiding van magistraten. Ik verwijs hier bijvoorbeeld naar de verplichte basisopleiding en voortgezette opleiding inzake seksueel-en intrafamiliaal geweld, die werd ingeschreven door de wet van 31 juli 2020 en die wordt georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.
In Vlaanderen heeft men ook ingezet op de uitrol van de Family Justice Centers (FJC’s), waar verschillende diensten gevestigd zijn op één plek. Een samenwerkingsvorm tussen diensten die werken met gezinnen waar er geweld is. Vaste partners zijn politie, parket, Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW), jeugdbescherming, OCMW … De kern van het concept is om slachtoffers een beter, gecoördineerde dienstverlening aan te bieden. Het doel is om geweld te stoppen en verdere escalatie te voorkomen. Het doel is om laagdrempelig te werken en op te zoek te gaan naar oplossingen op maat. Justitie werkt verder mee aan de uitbouw van deze FJC’s.
Verdere richtlijnen voor politie en parket in de strijd tegen het intrafamiliaal geweld staan in de omzendbrieven COL 15/2020 dat een risicotaxatietool invoert die politiediensten dienen te gebruiken om de situatie te kunnen inschatten en COL 20/2020 dat richtlijnen invoert voor een herbezoek door de politie. Deze laatste omzendbrief is deels ook geïnspireerd door de Coronacrisis.
Op dit moment evalueren de bevoegde magistraten in samenwerking met mijn diensten deze richtlijnen en werken we verder aan de uitvoering van de plannen van het NAP.
Op het vlak van digitalisering is bij justitie inderdaad nog werk aan de winkel. Van bij aanvang van mijn beleid heb ik ingezet op een performantere werking van justitie met een realistisch digitaal transformatieplan en een forse investering. Om justitie sneller, menselijker en straffer te maken is het van cruciaal belang dat de digitalisering deze keer wel slaagt. We hebben lessen getrokken uit de vroegere mislukte projecten door mensen op het terrein te betrekken en hen dag na dag concrete vooruitgang te tonen.
Cruciaal in het hele digitaliseringsproces is dat een efficiënte werking en gebruiksgemak voor de medewerkers en burgers voorop staan.
De ICT-budgetten van de verschillende diensten werden structureel opgetrokken en we hebben de onderbemande ICT-diensten fors uitgebreid.
Gefaseerd worden nu ook ambitieuze stappen gezet naar een volledig digitaal dossier en dit zal voor heel wat verandering zorgen op het terrein. Dossiers inzake intrafamiliaal geweld zullen hierbij prioriteit krijgen.
Aangaande notarissen en gerechtsdeurwaarders heb ik vastgesteld dat de huidige wetgeving onvoldoende aangepast is aan de noden op het terrein. We hebben in deze legislatuur al een aantal stappen en initiatieven ondernomen om deze beroepsgroepen en hun regelgeving verder te moderniseren en te digitaliseren en de excessen aan te pakken, met als doelstelling onder meer ook de tarieven te herzien en de kosten te reduceren.
Deze petitie is vervallen als gevolg van de ontbinding van de Kamer op 8 mei 2024.
Deel: