55_2021-2022/63 - Opheffing van het geheim van het strafrechtelijk vooronderzoek
Pétitions
U kan deze petitie niet steunen.
55_2021-2022/63 - Opheffing van het geheim van het strafrechtelijk vooronderzoek
Auteur: Tina Snykers
Mensen die geheimen hebben, hebben zaken te verbergen die niet geweten mogen worden.
Justitie beweert dat ze verzuipen in het werk en meer financiële middelen nodig hebben.
Moesten ze al eens transparant zijn zouden er vele zaken opgelost kunnen worden volgens mij.
In een democratie moet iedereen met iedereen kunnen debatteren!
Dit initiatief is beantwoord:
Tijdens haar vergadering van 9 april 2025 heeft de commissie voor Verzoekschriften deze petitie overgezonden aan de commissie voor Justitie en aan de minister van Justitie, belast met Noordzee.
Antwoord van de minister van Justitie, belast met Noordzee (23/05/2025):
Het verzoekschrift ‘opheffing van het geheim van het onderzoek bij justitie’ heb ik met veel aandacht gelezen. Dienaangaande passen de volgende preciseringen die toelichting geven over deze problematiek.
Het vooronderzoek is in principe geheim. Dit wordt bevestigd in art. 28quinquies, §1 Wetboek van Strafvordering voor het opsporingsonderzoek en in art. 57, §1 Wetboek van Strafvordering voor het gerechtelijk onderzoek. Doel van deze geheimhouding is enerzijds ervoor te zorgen dat het onderzoek niet wordt gedwarsboomd, en anderzijds te vermijden dat er onnodige publiciteit aan de zaak zou worden gegeven, wat nadelig zou kunnen zijn voor de verdachte, zeker als na verloop van tijd zijn onschuld zou blijken. De redenen hiervoor zijn bijgevolg de efficiëntie van de waarheidsvinding enerzijds en de eerbiediging van het vermoeden van onschuld anderzijds. De geheimhouding bestaat zowel t.a.v. de verdachte en het slachtoffer als t.a.v. de publieke opinie (pers, media enz.).
Dit principe is niet absoluut en er bestaan uitzonderingen waardoor het onderzoek een zekere openbaarheid krijgt, zowel met betrekking tot de verdachte en het slachtoffer (interne openbaarheid) als ten aanzien van het publiek (externe openbaarheid).
T.a.v. de verdachte heeft het principe van het geheim karakter van het vooronderzoek inderdaad tot gevolg dat hij in de regel niet betrokken wordt bij de onderzoeksverrichtingen (behalve uiteraard bij de verrichtingen die hemzelf betreffen) en dat hem het resultaat van deze verrichtingen niet wordt meegedeeld. M.a.w. de verdachte is niet aanwezig bij de onderzoeksverrichtingen (bv. getuigenverhoren door de onderzoeksrechter) en heeft in deze fase van het onderzoek geen inzage in het strafdossier. Hetzelfde geldt voor zijn advocaat en voor het slachtoffer.
De Wet Franchimont van 12 maart 1998 heeft enkele milderingen aangebracht t.a.v. het strikt geheim karakter van het vooronderzoek.
Vooreerst heeft iedereen die wordt ondervraagd (zowel verdachten als andere personen (slachtoffers, getuigen, enz.) recht op een gratis kopie van zijn ondervraging (art. 28quinquies, § 2 en art. 57, § 2 Wetboek van Strafvordering).
Verder hebben zowel verdachte als slachtoffer als de in art. 21bis Wetboek van Strafvordering bedoelde rechtstreeks belanghebbenden het recht om inzage of een afschrift te vragen in het strafdossier als zij hierom verzoeken. In het gerechtelijk onderzoek wordt zulks geregeld in art. 61ter Wetboek van Strafvordering. Op het eind van het gerechtelijk onderzoek, bij de regeling der rechtspleging, hebben zowel de inverdenkinggestelde als de burgerlijke partij automatisch inzage in het hele strafdossier (art. 127 Wetboek van Strafvordering).
Ook t.a.v. het publiek (en de pers) bestaan er milderingen op de strikte geheimhouding van het onderzoek.
De procureur des Konings kan, indien het openbaar belang het vereist, persmededelingen doen. Hij moet hierbij echter waken over de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de verdachte, de rechten van het slachtoffer en derden, het privéleven en de waardigheid van personen (art. 28quinquies, § 3 en art. 57, § 3 Wetboek van Strafvordering). Ook de politiediensten aangeduid door de korpschef kunnen na overleg met het openbaar ministerie inlichtingen verstrekken (Zie Gemeenschappelijke Omzendbrief COL nr. 7/99 van 30 april 1999 - Informatieverstrekking aan de pers door de gerechtelijke overheden en de politiediensten gedurende de fase van het vooronderzoek).
Ook de advocaat kan indien het belang van zijn cliënt het vereist, aan de pers gegevens verstrekken. Hij moet hierbij dezelfde belangen respecteren en de regels van het beroep (art. 28quinquies, §4 en art. 57, §4, Wetboek van Strafvordering) in acht nemen.
Deel: