56_2024-2025/89 - Preventief Fiscaal Plan
Pétitions
Veranderingen op "56_2024-2025/89 - Preventief Fiscaal Plan"
Titel (Nederlands)
-Preventief Fiscaal Plan- +56_2024-2025/89 - Preventief Fiscaal Plan
Titel (Français)
- +56_2024-2025/89 -
Titel (Deutsch)
Beschrijving (Nederlands)
-VOORSTEL VAN WET TOT VERSTERKING VAN DE INDIVIDUELE EN DEPARTEMENTALE BEGROTINGSVERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS EN PARLEMENTARIËRS--HOOFDSTUK I — DOEL, TOEPASSINGSGEBIED EN BEGRIPPEN--Artikel 1-Deze wet heeft tot doel de individuele en departementale politieke en administratieve verantwoordelijkheid van ministers en parlementsleden te versterken inzake het begrotingsbeleid op federaal en regionaal niveau, structurele tekorten te voorkomen door middel van preventieve maatregelen, transparante controle en publieke participatie, en de betrokkenheid van studenten boekhouding bij audits te waarborgen.--Artikel 2-Deze wet is van toepassing op:-a) Leden van de federale regering, de Vlaamse Regering en de Waalse Regering.-b) Leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, het Vlaams Parlement en het Waals Parlement.--Artikel 3-Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:-a) Structureel tekort: een begrotingstekort dat groter is dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP) en dat zich voordoet ongeacht de economische conjunctuur, zoals vastgesteld door het Rekenhof of de Europese Commissie.-b) Preventief Fiscaal Plan (PFP): een plan dat door elke regering wordt opgesteld en strategieën bevat om het begrotingstekort onder 3% van het BBP te houden, inclusief contingentiestrategieën en jaarlijkse mijlpalen.--HOOFDSTUK II — PREVENTIEVE MAATREGELEN EN VERANTWOORDINGSPLICHT--Artikel 4-Binnen 90 dagen na de installatie dient elke regering een Preventief Fiscaal Plan (PFP) in bij het Rekenhof, met:-a) Strategieën om het tekort onder 3% van het BBP te houden.-b) Contingentieplannen voor economische schokken.-c) Jaarlijkse mijlpalen voor structurele hervormingen.-Het Rekenhof evalueert het PFP jaarlijks en publiceert de resultaten. Bij nalating volgt een waarschuwing; bij herhaling een budgetvermindering van 5%.--Artikel 5-Bij een structureel tekort van meer dan 3% van het BBP moet de regering:--a) Binnen 30 dagen een vertrouwensstemming aanvragen. Bij verlies treedt de regering af.-b) Binnen 60 dagen een departementale verantwoordingsnota indienen, waarin ministers individueel verantwoording afleggen.-c) Een onafhankelijke audit laten uitvoeren conform Artikel 6bis.-d) Een openbare hoorzitting organiseren in de Commissie Financiën.-De regeringsleider draagt uiteindelijke verantwoordelijkheid voor departementaal falen en kan aftreden indien vertrouwen ontbreekt.-Het parlement behoudt de discretionaire bevoegdheid om op basis van deze informatie een vertrouwensstemming te houden conform artikel 46 van de Grondwet.--Artikel 6bis-De onafhankelijke audit wordt uitgevoerd door laatstejaarsstudenten boekhouding van erkende onderwijsinstellingen in België:-a) De begrotingsgegevens worden opgedeeld in segmenten, toegewezen aan verschillende onderwijsinstellingen via een lotingprocedure, georganiseerd door het Rekenhof.-b) Elk segment wordt onafhankelijk geanalyseerd door vier verschillende onderwijsinstellingen om nauwkeurigheid en consistentie te waarborgen.-c) De audits worden uitgevoerd als schoolopdracht onder supervisie van docenten en experts van het Rekenhof.-d) Het Rekenhof coördineert en synthetiseert de bevindingen tot een finaal auditrapport binnen 60 dagen na toewijzing.-e) Alle auditgegevens en rapporten zijn publiek toegankelijk via een beveiligd overheidsportaal, exclusief voor Belgen met een geldige Belgische identiteitskaart, na authenticatie.--HOOFDSTUK III — PUBLIEKE PARTICIPATIE--Artikel 7-Bij een tekort boven 3% wordt een Publiek Hoorzittingspaneel (PHP) ingesteld:-a) 13 burgers, geloot via een gestratificeerde steekproef (taal, geslacht, leeftijd, sociaaleconomische status, regio).-b) Rechten: vragen stellen, aanbevelingen publiceren, bijdragen aan de Begrotingsscorekaart.-c) Vergoeding gelijk aan juryleden; neutraliteitsverklaring vereist.--HOOFDSTUK IV — TRANSPARANTIE EN BEGROTINGSSCOREKAART--Artikel 8-Het Rekenhof stelt criteria vast voor verantwoordelijkheid, zoals:-a) Ongedekte uitgaven.-b) Verzuim van hervormingen.-c) Afwijking van het PFP.--Artikel 9-Jaarlijks publiceert het Rekenhof een Begrotingsscorekaart met:-a) Stemgedrag van parlementsleden.-b) Tekortsevolutie.-c) Individuele en departementale bijdragen, inclusief auditbevindingen van Artikel 6bis.-De scorekaart en auditgegevens zijn publiek toegankelijk via een beveiligd overheidsportaal, exclusief voor Belgen met een geldige Belgische identiteitskaart.--HOOFDSTUK V — SANCTIES EN HANDHAVING--Artikel 10-§1. Het Rekenhof publiceert jaarlijks een lijst van ministers en parlementsleden die op individueel of departementaal niveau significant hebben bijgedragen aan een structureel tekort van meer dan 3% van het BBP, conform de criteria vastgelegd in artikel 8.--§2. Deze lijst wordt publiek toegankelijk gemaakt via het beveiligd overheidsportaal en formeel overgemaakt aan:-- De voorzitters van alle erkende politieke partijen.-- De Federale Kiescommissie.--§3. Politieke partijen die deze personen opnieuw op verkiesbare plaats zetten (top 5 per kieskring), moeten bij de indiening van hun kandidatenlijsten:-- Een schriftelijke motivatie indienen bij de Federale Kiescommissie.-- Erkennen dat zij bewust afwijken van het principe van begrotingsverantwoordelijkheid.--§4. Indien een politieke partij een persoon uit de in §1 bedoelde lijst opnieuw verkiesbaar stelt zonder verantwoording:-- Wordt de openbare partijfinanciering voor één jaar met 15% verminderd.-- Wordt dit expliciet vermeld op de officiële verkiezingsinformatie van de FOD Binnenlandse Zaken.--Artikel 11-§1. Indien een minister of parlementslid tijdens twee opeenvolgende legislatuurjaren mede verantwoordelijk is voor een structureel tekort van meer dan 3% van het BBP, vastgesteld door het Rekenhof:--a) Wordt de berekening van diens uittredingsvergoeding herzien volgens een wettelijk vastgelegde formule waarin begrotingsverantwoordelijkheid een beoordelingscriterium is.--b) Wordt de betrokken persoon gedurende vijf jaar uitgesloten van voordracht voor niet-verkozen publieke mandaten, raden van bestuur van overheidsinstellingen en eretiteltoekenning, tenzij afwijking gemotiveerd wordt via een beslissing van de Kamer of Regering.--§2. De toepassing van deze sancties gebeurt enkel na een formele evaluatieprocedure door de Toezichtscommissie, met mogelijkheid tot weerwoord en beroep bij de Raad van State.--§3. Uitzonderingen zijn mogelijk bij vaststelling van overmacht, waaronder:- oorlog,- natuurramp,- pandemie,- economische crisissen erkend door de Europese Commissie.--Artikel 12-§1. Er wordt een Toezichtscommissie opgericht binnen het Rekenhof, met de volgende samenstelling:-- Drie leden van het Rekenhof.-- Eén vertegenwoordiger van de Nationale Bank.-- Eén externe financieel expert voorgedragen door de Kamer van Volksvertegenwoordigers.--§2. De Toezichtscommissie onderzoekt jaarlijks op basis van auditrapporten (Artikel 6bis), begrotingsscorekaart (Artikel 9) en parlementaire handelingen de individuele verantwoordelijkheid van ministers en parlementsleden.--§3. De Commissie stelt bindende aanbevelingen op, en formuleert:-- Sanctievoorstellen zoals bedoeld in Artikel 11.-- Motieven van overmacht of verzachtende omstandigheden.--§4. Betrokken personen hebben recht op hoorzitting, bijstand en beroep binnen 30 dagen bij de Raad van State.--HOOFDSTUK VI — SLOTBEPALINGEN--Artikel 13-Inwerkingtreding op 1 januari na publicatie in het Belgisch Staatsblad.--Artikel 14-De Koning stelt uitvoeringsregels vast na advies van het Rekenhof en de Nationale Bank, inclusief details over de lotingprocedure en beveiligde toegang tot auditgegevens.--Artikel 15-Evaluatie elke vijf jaar door het Rekenhof, met specifieke aandacht voor de effectiviteit van de studenten-audits en publieke toegankelijkheid.--PROPOSITION DE LOI VISANT À RENFORCER LA RESPONSABILITÉ BUDGÉTAIRE INDIVIDUELLE ET MINISTÉRIELLE DES MINISTRES ET PARLEMENTAIRES--TITRE I — OBJET, CHAMP D'APPLICATION ET DÉFINITIONS--Article 1er-La présente loi a pour objet de renforcer la responsabilité politique et administrative individuelle et ministérielle des ministres et parlementaires en matière de politique budgétaire aux niveaux fédéral et régional, de prévenir les déficits structurels par des mesures préventives, un contrôle transparent et une participation citoyenne, et de garantir l'implication des étudiants en comptabilité dans les audits.--Article 2-La présente loi s'applique :-a) Aux membres du gouvernement fédéral, du Gouvernement flamand et du Gouvernement wallon.-b) Aux membres de la Chambre des représentants, du Parlement flamand et du Parlement wallon.--Article 3-Aux fins de la présente loi, on entend par :-a) Déficit structurel : un déficit budgétaire supérieur à 3 % du produit intérieur brut (PIB), persistant indépendamment de la conjoncture économique, tel que constaté par la Cour des comptes ou la Commission européenne.-b) Plan budgétaire préventif (PBP) : un plan élaboré par chaque gouvernement, contenant des stratégies pour maintenir le déficit budgétaire sous 3 % du PIB, incluant des plans de contingence et des étapes annuelles.--TITRE II — MESURES PRÉVENTIVES ET OBLIGATION DE REDDITION DE COMPTES--Article 4-Dans les 90 jours suivant leur installation, chaque gouvernement soumet un Plan budgétaire préventif (PBP) à la Cour des comptes, comprenant :-a) Des stratégies pour maintenir le déficit sous 3 % du PIB ;-b) Des plans de contingence face aux chocs économiques ;-c) Des étapes annuelles pour les réformes structurelles.-La Cour des comptes évalue annuellement le PBP et publie ses conclusions. Un manquement entraîne un avertissement ; une récidive, une réduction budgétaire de 5 %.--Article 5-En cas de déficit structurel supérieur à 3 % du PIB, le gouvernement doit :-a) Demander un vote de confiance dans les 30 jours. En cas de rejet, le gouvernement démissionne.-b) Soumettre dans les 60 jours une note de responsabilité ministérielle, où les ministres rendent compte individuellement.-c) Faire réaliser un audit indépendant conformément à l’article 6bis.-d) Organiser une audition publique devant la Commission des Finances.-Le chef du gouvernement porte la responsabilité ultime des manquements ministériels et peut démissionner en cas de défiance.-Le Parlement conserve le pouvoir discrétionnaire d'organiser un vote de confiance sur cette base, conformément à l’article 46 de la Constitution.--Article 6bis-L’audit indépendant est réalisé par des étudiants en dernière année de comptabilité d’établissements d’enseignement belges agréés :-a) Les données budgétaires sont segmentées et attribuées par tirage au sort organisé par la Cour des comptes.-b) Chaque segment est analysé indépendamment par quatre établissements distincts pour garantir exactitude et cohérence.-c) Les audits sont effectués comme travaux pédagogiques, sous supervision de professeurs et d’experts de la Cour des comptes.-d) La Cour des comptes synthétise les conclusions en un rapport final dans les 60 jours suivant l’attribution.-e) Toutes les données et rapports d’audit sont accessibles au public via un portail gouvernemental sécurisé, réservé aux Belges munis d’une carte d’identité valide après authentification.--TITRE III — PARTICIPATION CITOYENNE--Article 7-En cas de déficit supérieur à 3 %, un Panel Citoyen d’Audition (PCA) est constitué :-a) 13 citoyens sélectionnés par échantillonnage stratifié (langue, genre, âge, statut socio-économique, région).-b) Droits : poser des questions, publier des recommandations, contribuer à la Cartographie budgétaire.-c) Indemnisation identique à celle des jurés ; déclaration de neutralité requise.--TITRE IV — TRANSPARENCE ET CARTOGRAPHIE BUDGÉTAIRE--Article 8-La Cour des comptes établit des critères de responsabilité, tels que :-a) Dépenses non couvertes ;-b) Manquements aux réformes ;-c) Écarts par rapport au PBP.--Article 9-La Cour des comptes publie annuellement une Cartographie budgétaire incluant :-a) Les votes des parlementaires ;-b) L’évolution du déficit ;-c) Les contributions individuelles et ministérielles, y compris les résultats des audits de l’article 6bis.-La Cartographie et les données d’audit sont accessibles via le portail sécurisé, réservé aux Belges munis d’une carte d’identité valide.--TITRE V — SANCTIONS ET MISE EN ŒUVRE--Article 10-§1. La Cour des comptes publie annuellement une liste des ministres et parlementaires ayant contribué significativement à un déficit structurel >3% du PIB, selon les critères de l’article 8.-§2. Cette liste est rendue publique via le portail et transmise à :-- Les présidents de tous les partis politiques agréés ;-- La Commission électorale fédérale.-§3. Les partis présentant à nouveau ces personnes sur des positions éligibles (top 5 par circonscription) doivent :-- Fournir une motivation écrite à la Commission électorale ;-- Reconnaître leur écart délibéré au principe de responsabilité budgétaire.-§4. En cas de non-respect :-- Le financement public du parti est réduit de 15 % pour un an ;-- Ce fait est mentionné dans les informations électorales officielles du SPF Intérieur.--Article 11-§1. Si un ministre ou parlementaire est coresponsable d’un déficit structurel >3% du PIB pendant deux législatures consécutives :-a) Son indemnité de départ est recalculée via une formule légale intégrant la responsabilité budgétaire ;-b) Il est exclu pour cinq ans des mandats publics non électifs, conseils d’administration d’institutions publiques et distinctions honorifiques, sauf dérogation motivée par la Chambre ou le Gouvernement.-§2. Ces sanctions s’appliquent après procédure formelle par le Comité de Contrôle, avec droit de réponse et recours au Conseil d’État.-§3. Exceptions en cas de force majeure : guerre, catastrophe naturelle, pandémie, crises économiques reconnues par la Commission européenne.--Article 12-§1. Un Comité de Contrôle est créé au sein de la Cour des comptes, composé de :-- Trois membres de la Cour des comptes ;-- Un représentant de la Banque nationale ;-- Un expert financier externe proposé par la Chambre.-§2. Le Comité examine annuellement la responsabilité individuelle sur base des audits (art. 6bis), de la Cartographie (art. 9) et des actes parlementaires.-§3. Il émet des recommandations contraignantes et propose :-- Des sanctions visées à l’article 11 ;-- Des motifs de force majeure/circonstances atténuantes.-§4. Les personnes concernées ont droit à une audition, une assistance et un recours sous 30 jours au Conseil d’État.--TITRE VI — DISPOSITIONS FINALES--Article 13-Entrée en vigueur le 1er janvier suivant la publication au Moniteur belge.--Article 14-Le Roi fixe les modalités d’exécution après avis de la Cour des comptes et de la Banque nationale, notamment sur la procédure de tirage au sort et l’accès sécurisé aux données d’audit.--Article 15-Évaluation quinquennale par la Cour des comptes, portant spécifiquement sur l’efficacité des audits étudiants et l’accessibilité publique.- +<p>VOORSTEL VAN WET TOT VERSTERKING VAN DE INDIVIDUELE EN DEPARTEMENTALE BEGROTINGSVERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS EN PARLEMENTARIËRS </p><p>HOOFDSTUK I — DOEL, TOEPASSINGSGEBIED EN BEGRIPPEN </p><p>Artikel 1 </p><p>Deze wet heeft tot doel de individuele en departementale politieke en administratieve verantwoordelijkheid van ministers en parlementsleden te versterken inzake het begrotingsbeleid op federaal en regionaal niveau, structurele tekorten te voorkomen door middel van preventieve maatregelen, transparante controle en publieke participatie, en de betrokkenheid van studenten boekhouding bij audits te waarborgen. </p><p>Artikel 2 </p><p>Deze wet is van toepassing op: </p><p>a) Leden van de federale regering, de Vlaamse Regering en de Waalse Regering. </p><p>b) Leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, het Vlaams Parlement en het Waals Parlement. </p><p>Artikel 3 Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: </p><p>a) Structureel tekort: een begrotingstekort dat groter is dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP) en dat zich voordoet ongeacht de economische conjunctuur, zoals vastgesteld door het Rekenhof of de Europese Commissie. </p><p>b) Preventief Fiscaal Plan (PFP): een plan dat door elke regering wordt opgesteld en strategieën bevat om het begrotingstekort onder 3% van het BBP te houden, inclusief contingentiestrategieën en jaarlijkse mijlpalen. </p><p>HOOFDSTUK II — PREVENTIEVE MAATREGELEN EN VERANTWOORDINGSPLICHT </p><p>Artikel 4 </p><p>Binnen 90 dagen na de installatie dient elke regering een Preventief Fiscaal Plan (PFP) in bij het Rekenhof, met: </p><p>a) Strategieën om het tekort onder 3% van het BBP te houden. </p><p>b) Contingentieplannen voor economische schokken. </p><p>c) Jaarlijkse mijlpalen voor structurele hervormingen. Het Rekenhof evalueert het PFP jaarlijks en publiceert de resultaten. Bij nalating volgt een waarschuwing; bij herhaling een budgetvermindering van 5%. </p><p>Artikel 5 </p><p>Bij een structureel tekort van meer dan 3% van het BBP moet de regering: </p><p>a) Binnen 30 dagen een vertrouwensstemming aanvragen. Bij verlies treedt de regering af. </p><p>b) Binnen 60 dagen een departementale verantwoordingsnota indienen, waarin ministers individueel verantwoording afleggen. </p><p>c) Een onafhankelijke audit laten uitvoeren conform Artikel 6bis. </p><p>d) Een openbare hoorzitting organiseren in de Commissie Financiën. De regeringsleider draagt uiteindelijke verantwoordelijkheid voor departementaal falen en kan aftreden indien vertrouwen ontbreekt. Het parlement behoudt de discretionaire bevoegdheid om op basis van deze informatie een vertrouwensstemming te houden conform artikel 46 van de Grondwet. </p><p>Artikel 6bis De onafhankelijke audit wordt uitgevoerd door laatstejaarsstudenten boekhouding van erkende onderwijsinstellingen in België: </p><p>a) De begrotingsgegevens worden opgedeeld in segmenten, toegewezen aan verschillende onderwijsinstellingen via een lotingprocedure, georganiseerd door het Rekenhof. </p><p>b) Elk segment wordt onafhankelijk geanalyseerd door vier verschillende onderwijsinstellingen om nauwkeurigheid en consistentie te waarborgen. </p><p>c) De audits worden uitgevoerd als schoolopdracht onder supervisie van docenten en experts van het Rekenhof. </p><p>d) Het Rekenhof coördineert en synthetiseert de bevindingen tot een finaal auditrapport binnen 60 dagen na toewijzing. </p><p>e) Alle auditgegevens en rapporten zijn publiek toegankelijk via een beveiligd overheidsportaal, exclusief voor Belgen met een geldige Belgische identiteitskaart, na authenticatie. </p><p>HOOFDSTUK III — PUBLIEKE PARTICIPATIE </p><p>Artikel 7 </p><p>Bij een tekort boven 3% wordt een Publiek Hoorzittingspaneel (PHP) ingesteld: </p><p>a) 13 burgers, geloot via een gestratificeerde steekproef (taal, geslacht, leeftijd, sociaaleconomische status, regio). </p><p>b) Rechten: vragen stellen, aanbevelingen publiceren, bijdragen aan de Begrotingsscorekaart. </p><p>c) Vergoeding gelijk aan juryleden; neutraliteitsverklaring vereist. </p><p>HOOFDSTUK IV — TRANSPARANTIE EN BEGROTINGSSCOREKAART </p><p>Artikel 8 </p><p>Het Rekenhof stelt criteria vast voor verantwoordelijkheid, zoals: </p><p>a) Ongedekte uitgaven. </p><p>b) Verzuim van hervormingen. </p><p>c) Afwijking van het PFP. </p><p>Artikel 9 </p><p>Jaarlijks publiceert het Rekenhof een Begrotingsscorekaart met: a) Stemgedrag van parlementsleden. </p><p>b) Tekortsevolutie. </p><p>c) Individuele en departementale bijdragen, inclusief auditbevindingen van Artikel 6bis. De scorekaart en auditgegevens zijn publiek toegankelijk via een beveiligd overheidsportaal, exclusief voor Belgen met een geldige Belgische identiteitskaart. </p><p>HOOFDSTUK V — SANCTIES EN HANDHAVING </p><p>Artikel 10 </p><p>§1. Het Rekenhof publiceert jaarlijks een lijst van ministers en parlementsleden die op individueel of departementaal niveau significant hebben bijgedragen aan een structureel tekort van meer dan 3% van het BBP, conform de criteria vastgelegd in artikel 8. </p><p>§2. Deze lijst wordt publiek toegankelijk gemaakt via het beveiligd overheidsportaal en formeel overgemaakt aan: De voorzitters van alle erkende politieke partijen. De Federale Kiescommissie. </p><p>§3. Politieke partijen die deze personen opnieuw op verkiesbare plaats zetten (top 5 per kieskring), moeten bij de indiening van hun kandidatenlijsten: Een schriftelijke motivatie indienen bij de Federale Kiescommissie. Erkennen dat zij bewust afwijken van het principe van begrotingsverantwoordelijkheid. </p><p>§4. Indien een politieke partij een persoon uit de in §1 bedoelde lijst opnieuw verkiesbaar stelt zonder verantwoording: Wordt de openbare partijfinanciering voor één jaar met 15% verminderd. Wordt dit expliciet vermeld op de officiële verkiezingsinformatie van de FOD Binnenlandse Zaken. </p><p>Artikel 11 </p><p>§1. Indien een minister of parlementslid tijdens twee opeenvolgende legislatuurjaren mede verantwoordelijk is voor een structureel tekort van meer dan 3% van het BBP, vastgesteld door het Rekenhof: </p><p>a) Wordt de berekening van diens uittredingsvergoeding herzien volgens een wettelijk vastgelegde formule waarin begrotingsverantwoordelijkheid een beoordelingscriterium is. </p><p>b) Wordt de betrokken persoon gedurende vijf jaar uitgesloten van voordracht voor niet-verkozen publieke mandaten, raden van bestuur van overheidsinstellingen en eretiteltoekenning, tenzij afwijking gemotiveerd wordt via een beslissing van de Kamer of Regering. </p><p>§2. De toepassing van deze sancties gebeurt enkel na een formele evaluatieprocedure door de Toezichtscommissie, met mogelijkheid tot weerwoord en beroep bij de Raad van State. </p><p>§3. Uitzonderingen zijn mogelijk bij vaststelling van overmacht, waaronder: oorlog, natuurramp, pandemie, economische crisissen erkend door de Europese Commissie. </p><p>Artikel 12 </p><p>§1. Er wordt een Toezichtscommissie opgericht binnen het Rekenhof, met de volgende samenstelling: Drie leden van het Rekenhof. Eén vertegenwoordiger van de Nationale Bank. Eén externe financieel expert voorgedragen door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. </p><p>§2. De Toezichtscommissie onderzoekt jaarlijks op basis van auditrapporten (Artikel 6bis), begrotingsscorekaart (Artikel 9) en parlementaire handelingen de individuele verantwoordelijkheid van ministers en parlementsleden. </p><p>§3. De Commissie stelt bindende aanbevelingen op, en formuleert: </p><p>Sanctievoorstellen zoals bedoeld in Artikel 11. </p><p>Motieven van overmacht of verzachtende omstandigheden. </p><p>§4. Betrokken personen hebben recht op hoorzitting, bijstand en beroep binnen 30 dagen bij de Raad van State. </p><p>HOOFDSTUK VI — SLOTBEPALINGEN </p><p>Artikel 13 </p><p>Inwerkingtreding op 1 januari na publicatie in het Belgisch Staatsblad. </p><p>Artikel 14 </p><p>De Koning stelt uitvoeringsregels vast na advies van het Rekenhof en de Nationale Bank, inclusief details over de lotingprocedure en beveiligde toegang tot auditgegevens. Artikel 15 Evaluatie elke vijf jaar door het Rekenhof, met specifieke aandacht voor de effectiviteit van de studenten-audits en publieke toegankelijkheid. </p>
Beschrijving (Français)
- +<p> PROPOSITION DE LOI VISANT À RENFORCER LA RESPONSABILITÉ BUDGÉTAIRE INDIVIDUELLE ET MINISTÉRIELLE DES MINISTRES ET PARLEMENTAIRES TITRE I — OBJET, CHAMP D'APPLICATION ET DÉFINITIONS Article 1er La présente loi a pour objet de renforcer la responsabilité politique et administrative individuelle et ministérielle des ministres et parlementaires en matière de politique budgétaire aux niveaux fédéral et régional, de prévenir les déficits structurels par des mesures préventives, un contrôle transparent et une participation citoyenne, et de garantir l'implication des étudiants en comptabilité dans les audits. Article 2 La présente loi s'applique : a) Aux membres du gouvernement fédéral, du Gouvernement flamand et du Gouvernement wallon. b) Aux membres de la Chambre des représentants, du Parlement flamand et du Parlement wallon. Article 3 Aux fins de la présente loi, on entend par : a) Déficit structurel : un déficit budgétaire supérieur à 3 % du produit intérieur brut (PIB), persistant indépendamment de la conjoncture économique, tel que constaté par la Cour des comptes ou la Commission européenne. b) Plan budgétaire préventif (PBP) : un plan élaboré par chaque gouvernement, contenant des stratégies pour maintenir le déficit budgétaire sous 3 % du PIB, incluant des plans de contingence et des étapes annuelles. TITRE II — MESURES PRÉVENTIVES ET OBLIGATION DE REDDITION DE COMPTES Article 4 Dans les 90 jours suivant leur installation, chaque gouvernement soumet un Plan budgétaire préventif (PBP) à la Cour des comptes, comprenant : a) Des stratégies pour maintenir le déficit sous 3 % du PIB ; b) Des plans de contingence face aux chocs économiques ; c) Des étapes annuelles pour les réformes structurelles. La Cour des comptes évalue annuellement le PBP et publie ses conclusions. Un manquement entraîne un avertissement ; une récidive, une réduction budgétaire de 5 %. Article 5 En cas de déficit structurel supérieur à 3 % du PIB, le gouvernement doit : a) Demander un vote de confiance dans les 30 jours. En cas de rejet, le gouvernement démissionne. b) Soumettre dans les 60 jours une note de responsabilité ministérielle, où les ministres rendent compte individuellement. c) Faire réaliser un audit indépendant conformément à l’article 6bis. d) Organiser une audition publique devant la Commission des Finances. Le chef du gouvernement porte la responsabilité ultime des manquements ministériels et peut démissionner en cas de défiance. Le Parlement conserve le pouvoir discrétionnaire d'organiser un vote de confiance sur cette base, conformément à l’article 46 de la Constitution. Article 6bis L’audit indépendant est réalisé par des étudiants en dernière année de comptabilité d’établissements d’enseignement belges agréés : a) Les données budgétaires sont segmentées et attribuées par tirage au sort organisé par la Cour des comptes. b) Chaque segment est analysé indépendamment par quatre établissements distincts pour garantir exactitude et cohérence. c) Les audits sont effectués comme travaux pédagogiques, sous supervision de professeurs et d’experts de la Cour des comptes. d) La Cour des comptes synthétise les conclusions en un rapport final dans les 60 jours suivant l’attribution. e) Toutes les données et rapports d’audit sont accessibles au public via un portail gouvernemental sécurisé, réservé aux Belges munis d’une carte d’identité valide après authentification. TITRE III — PARTICIPATION CITOYENNE Article 7 En cas de déficit supérieur à 3 %, un Panel Citoyen d’Audition (PCA) est constitué : a) 13 citoyens sélectionnés par échantillonnage stratifié (langue, genre, âge, statut socio-économique, région). b) Droits : poser des questions, publier des recommandations, contribuer à la Cartographie budgétaire. c) Indemnisation identique à celle des jurés ; déclaration de neutralité requise. TITRE IV — TRANSPARENCE ET CARTOGRAPHIE BUDGÉTAIRE Article 8 La Cour des comptes établit des critères de responsabilité, tels que : a) Dépenses non couvertes ; b) Manquements aux réformes ; c) Écarts par rapport au PBP. Article 9 La Cour des comptes publie annuellement une Cartographie budgétaire incluant : a) Les votes des parlementaires ; b) L’évolution du déficit ; c) Les contributions individuelles et ministérielles, y compris les résultats des audits de l’article 6bis. La Cartographie et les données d’audit sont accessibles via le portail sécurisé, réservé aux Belges munis d’une carte d’identité valide. TITRE V — SANCTIONS ET MISE EN ŒUVRE Article 10 §1. La Cour des comptes publie annuellement une liste des ministres et parlementaires ayant contribué significativement à un déficit structurel >3% du PIB, selon les critères de l’article 8. §2. Cette liste est rendue publique via le portail et transmise à : - Les présidents de tous les partis politiques agréés ; - La Commission électorale fédérale. §3. Les partis présentant à nouveau ces personnes sur des positions éligibles (top 5 par circonscription) doivent : - Fournir une motivation écrite à la Commission électorale ; - Reconnaître leur écart délibéré au principe de responsabilité budgétaire. §4. En cas de non-respect : - Le financement public du parti est réduit de 15 % pour un an ; - Ce fait est mentionné dans les informations électorales officielles du SPF Intérieur. Article 11 §1. Si un ministre ou parlementaire est coresponsable d’un déficit structurel >3% du PIB pendant deux législatures consécutives : a) Son indemnité de départ est recalculée via une formule légale intégrant la responsabilité budgétaire ; b) Il est exclu pour cinq ans des mandats publics non électifs, conseils d’administration d’institutions publiques et distinctions honorifiques, sauf dérogation motivée par la Chambre ou le Gouvernement. §2. Ces sanctions s’appliquent après procédure formelle par le Comité de Contrôle, avec droit de réponse et recours au Conseil d’État. §3. Exceptions en cas de force majeure : guerre, catastrophe naturelle, pandémie, crises économiques reconnues par la Commission européenne. Article 12 §1. Un Comité de Contrôle est créé au sein de la Cour des comptes, composé de : - Trois membres de la Cour des comptes ; - Un représentant de la Banque nationale ; - Un expert financier externe proposé par la Chambre. §2. Le Comité examine annuellement la responsabilité individuelle sur base des audits (art. 6bis), de la Cartographie (art. 9) et des actes parlementaires. §3. Il émet des recommandations contraignantes et propose : - Des sanctions visées à l’article 11 ; - Des motifs de force majeure/circonstances atténuantes. §4. Les personnes concernées ont droit à une audition, une assistance et un recours sous 30 jours au Conseil d’État. TITRE VI — DISPOSITIONS FINALES Article 13 Entrée en vigueur le 1er janvier suivant la publication au Moniteur belge. Article 14 Le Roi fixe les modalités d’exécution après avis de la Cour des comptes et de la Banque nationale, notamment sur la procédure de tirage au sort et l’accès sécurisé aux données d’audit. Article 15 Évaluation quinquennale par la Cour des comptes, portant spécifiquement sur l’efficacité des audits étudiants et l’accessibilité publique. </p>