56_2024-2025/43 - Versoepeling regels inzake bewindvoering
Pétitions
U kan deze petitie niet steunen.
56_2024-2025/43 - Versoepeling regels inzake bewindvoering
Auteur: Tim Kimps
13 jaar geleden werd ik gedwongen door een begeleider van begeleid wonen om onder bewindvoering te staan. Meneer had ook een verzoekschrift ingediend in mijn plaats zonder mijn enige toestemming. Ik wou nooit of nooit onder bewindvoering staan omdat ik wist dat het voor mij moeilijkheden zou brengen om daaruit te geraken.
Als eerste had ik een bewindvoerder die 2000,00 euro per jaar vraagde + er is een schuldsaldo verzekering waar er 2000,00 euro erop stond verdwenen is, ik heb ook al gevraagd naar waar is dat naar toe? Ik wil dat geld terug. Ik heb het meermaals aangekaart in de rechtbank 4de kanton van Brugge, dat dit niet kan en dat ik meer dan 20.000,00 euro kwijt ben aan bewindvoering terwijl er op 12 jaar tijd niets is gespaard geweest voor mijn zoon. Is dit nog normaal? Als ik vraag voor alle jaar afrekeningen krijg ik dit niet. Ik vraag mij dan af: word er dan gefoefeld ermee? Volgens de vrede gerecht 4de kanton vinden zij dat allemaal normaal. In principe krijgen we elk jaar een afrekening van de bewindvoerder.
Paar jaar later was er een andere aan gesteld die veel minder vraagde. Tot tegen mijn zin dat ik nog altijd bewindvoering moet betalen en ondertussen al 25.000,00 euro kwijt op 13 jaar. Ik heb dit ook al meer maals aangekaart dat ik dit niet meer betaal en geen enkele bewindvoerder wil betalen en dat de bewindvoering moet stop gezet worden zodat ik zelf mijn geld kan beheren.
Het is ook enorm moeilijk om daar onder uit te geraken. Ik heb al meermaals verzoekschriften ingediend en reeds kreeg ik een neen. Blijkbaar zou mijn IQ laag zijn en zou ik een mentale beperking hebben wat dat absoluut ook niet klopt. Het is niet omdat ik in buso heb gezeten dat ik daarvoor niets kan? Het komt erop neer dat ik mijn geld niet zelf zou kunnen beheren. Wat ik absoluut dat wel kan.
Ik ga gaan werken, ik volg een opleiding boekhoudkundig assistent, en toch voor het vredegerecht 4de kanton Brugge is dit weer niet goed genoeg. Ik versta dat allemaal niet wat zij uit hun duim zuigen.
Wellicht ben ik niet de enige persoon die daar problemen mee heeft om er onderuit te geraken. Er zijn nog veel personen die eruit willen geraken en hun geld zelf willen beheren. Van het vredegerecht 4de kanton Brugge krijg ik geen 2de kans om mijn geld zelf te beheren. Ik zelf wil heel graag een 2de kans om mijn geld zelf te beheren. Die denken echt dat ik zomaar voor de fun gaan werken. Mensen afbreken op de zitting dat kunnen ze goed. Als ik bijvoorbeeld op vakantie wil gaan of op weekend wil gaan, mag dit blijkbaar allemaal niet, en zou ik moeten werken, thuis zitten, werken, thuis zitten.
Daarom dien ik ook een verzoekschrift in en vraag ik om de regels van bewindvoering soepeler te maken zodat het gemakkelijker is om te beëindigen niet voor mij alleen, ook voor de mensen die daar enorm moeilijk mee hebben om de bewindvoering te beëindigen.
De regels als volgt:
- Attest van de huisarts.
- Motivatie brief opmaken en indienen.
- Komt er een dokter van het gerecht.
- De datum van de zitting.
Dat kan ook maar op 2 manieren:
- Tenzij dat de vrederechter zegt dat het beëindigd wordt. (dat kan jaren duren)
- Tenzij dat de persoon onder bewindvoering overleden is. (anderzijds gezegd als we dan willen stoppen dan is dat toch niet de bedoeling dat de persoon zou overleden zijn om de bewindvoering te beëindigen?)
Natuurlijk was de dokter van het gerecht ook niet correct en eerlijk tegen over de vrederechter 4de kanton in Brugge. De dokter kan in zijn verslag zetten wat hij maar wilt natuurlijk. Zelf heb ik totaal geen vertrouwen in de rechtbank en in bewindvoering.
Hopend op een positief antwoord. De beëindiging van bewindvoering is enorm moeilijk om daar uit te geraken.
Dit initiatief is beantwoord:
Tijdens haar vergadering van 8 juli 2025 heeft de commissie voor Verzoekschriften deze petitie overgezonden aan de commissie voor Justitie en aan de minister van Justitie, belast met Noordzee.
Antwoord van de minister van Justitie, belast met Noordzee (12/09/2025):
Wij ontvingen in goede orde het verzoekschrift van de heer Kimps betreffende de vraag voor de versoepeling van de beëindiging van de gerechtelijke bescherming.
De huidige regeling van gerechtelijke bescherming en bewind werd ingevoerd bij wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid. Het basisprincipe van deze wet is dat de noodzaak van een beschermingsmaatregel moet worden afgemeten naar de concrete beschermingsbehoefte (subsidiariteit) en niet verder mag gaan dan wat nodig is (proportionaliteit).
De heer Kimps stelt voor om de regels voor de beëindiging van de gerechtelijke bescherming als volgt te versoepelen: 1) attest van de huisarts; 2) motivatiebrief opmaken en indienen; 3) een dokter van het gerecht die langskomt; 4) de datum van de zitting.
Om het belang van de beschermde persoon optimaal te waarborgen, is het niet raadzaam de procedure te vereenvoudigen. De huidige regelgeving speelt een cruciale roi in de bescherming van personen, alsook het waarborgen van het recht op autonomie, zoals vervat in artikel 19 VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De gerechtelijke bescherming is een beschermingsmaatregel die zeker niet lichtzinnig wordt genomen en waarin de bescherming van de belangen van de betrokkene voorop staat. De vrederechter legt overeenkomstig artikel 492 oud B.W. de rechterlijke bescherming enkel op "wanneer en in de mate hij vaststelt dat dit noodzake/ijk is". Gerechtelijke bescherming wordt enkel bevolen wanneer buitengerechtelijke bescherming niet volstaat voor de optimale bescherming van de betrokkene. De voorkeur wordt dus gegeven aan de buitengerechtelijke bescherming, als de gezondheidstoestand van de beschermde persoon dit toelaat. Gerechtelijke bescherming kan dus enkel en alleen worden opgelegd als en voor zover dat noodzakelijk is door de gezondheidstoestand van de betrokkene.
De wet beoogt steeds de minst ingrijpende beslissing op te leggen aan de beschermde persoon. De beslissing tot gerechtelijke bescherming wordt dan ook met de nodige aandacht voor en grondige kennis over de betrokken perso(o)n(en), de gezondheidstoestand van de betrokkene, de belangen, de situatie en de omgeving genomen, overeenkomstig artikel 492/1, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid oud B.W. De rechter hoort de beschermde persoon en de omgeving en voert diverse onderzoeken uit. ln de procedure kan de betrokkene zijn voorkeuren kenbaar maken aan de rechter overeenkomstig artikelen 1245 en 1246 Ger.W. De omstandige verklaring van de arts brengt ook meer duiding voor de rechter.
Op basis van deze informatie neemt de rechter een beslissing, rekening houdend met de huidige omstandigheden. Als de rechter beslist om gerechtelijke bescherming op te leggen, wordt gepreciseerd welke handelingen onder deze bescherming vallen, en welke handelingen door de beschermde persoon zelf kunnen worden uitgevoerd (artikel 492/1 oud B.W.). Er wordt bij elke handeling zorgvuldig overwogen wat nodig is om de beschermde persoon op de meest passende wijze te ondersteunen. Wanneer de rechter nalaat de handelingen te bepalen waarvoor de beschermde persoon onbekwaam is, wordt de persoon geacht bekwaam te blijven voor de handelingen overeenkomstig artikel 492/1 , § 1, tweede lid, en§ 2, tweede lid oud B.W.
Hetzelfde geldt voor de procedure om de gerechtelijke bescherming te beëindigen. Dit betekent dat de beschermde persoon opnieuw bekwaam wordt, en dus zelf voor zijn belangen moet instaan. Om te vermijden dat de beschermde persoon hierdoor slachtoffer wordt van misbruik of in gevaar wordt gebracht (artikel 12(4) VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap), is het noodzakelijk dat de gerechtelijke bescherming niet zomaar kan worden opgegeven en dat uitvoerig onderzoek wordt gevoerd. Hierbij worden alle aspecten van de situatie en de gezondheidstoestand van de beschermde persoon opnieuw onderzocht om de bescherming zo goed mogelijk te waarborgen.
Het voorstel van de heer Kimps betreft ook een attest van de huisarts. Het Gerechtelijk Wetboek (meer concreet het artikel 1241) stelt reeds dat een omstandige geneeskundige verklaring moet worden opgesteld. Deze verklaring wordt opgesteld door een erkende arts of psychiater aan de hand van actuele medische gegevens en vermeldt de gezondheidstoestand, alsook de weerslag van deze toestand op het beheren van de belangen van de beschermde persoon.
Als de beschermde persoon zelf een verzoek indient tot opheffing van de gerechtelijk bescherming, is hij vrij om beroep te doen op een arts naar keuze, bij voorkeur een psychiater. Als een andere belanghebbende het verzoek tot (beëindiging van) gerechtelijke bescherming indient, zal deze bepalen welke arts het medisch attest opmaakt. Het is dus niet nodig dat de wet op dit punt wordt gewijzigd.
De procedure voor wijziging van het bewind is reeds laagdrempelig. De rechter kan op verzoek van de belanghebbende(n), of ambtshalve, de rechterlijke bescherming te allen tijde wijzigen of beëindigen na omstandig onderzoek (artikel 492/4 oud B.W.). Tegen de beslissing van de vrederechter kan ook steeds hoger beroep aangetekend worden bij de familierechtbank. Dit hoger beroep moet worden ingesteld binnen één maand na de kennisgeving van de beslissing van de vrederechter (artikel 1051 Ger. W.).
Voor meer informatie kan de beschermde persoon steeds contact opnemen met een advocaat of met de Commissie voor Juridische bijstand van het arrondissement die hem kan verwijzen naar de eerstelijnsbijstand. Hij kan hiervoor tevens contact opnemen met een Justitiehuis. Daar zullen ze hem de nodige informatie verstrekken aangaande de plaats en uurregeling van de permanentiediensten van de juridische eerstelijnsbijstand die gratis door advocaten verleend wordt. Op die manier kan hij een eerste advies inwinnen in verband met het specifiek probleem.
Zo zijn inkomstensituatie het niet toelaat om zelf beroep te doen op een advocaat, kunnen deze diensten hem tevens informatie geven omtrent een eventueel recht op gratis tweedelijnsbijstand (pro deo advocaat).
Daarnaast kan de persoon eventueel ook contact opnemen met het Steunpunt Bewindvoering (www.steunpuntbewindvoering.be). Deze organisatie is een laagdrempelig aanspreekpunt waarbij hij terecht kan voor vragen, meldingen en klachten over bewind.
ln zijn verzoekschrift kaart de heer Kimps voorts de hoge kosten van bewindvoering aan.
Een vergoeding voor de bewindvoerder is een wettelijke verplichting ten laste van de beschermde persoon. ln de wet wordt omschreven wat deze vergoeding omvat en bepaalt nauwkeurig eventuele bijkomende uitzonderlijke kosten en taken. De wet bepaalt dat de forfaitaire vergoeding voor de bewindvoerder wordt vastgesteld op 1000 euro, geïndexeerd, met als bijkomende beperking dat de forfaitaire basisvergoeding echter niet hoger mag zijn dan het gemiddelde maandinkomen van de beschermde persoon. Deze forfaitaire vergoeding kan wel verhoogd worden, afhankelijk van specifieke omstandigheden waarover de vrederechter beslist. (artikel 497/5 oud BW)
Ten slotte kaart de heer Kimps ook de handelswijze van de bewindvoerder aan. ln dit verband kan nog het volgende worden toegelicht. Als de bewindvoerder advocaat, notaris of !id van een ander gereglementeerd beroep is, moet deze zich houden aan de deontologische principes van het beroep, ook in de uitvoering van de taak als bewindvoerder. Een overtreding van de deontologische principes kan worden bestraft door de tuchtrechtelijke instanties, verbonden aan de beroepen.
Wij hopen hiermee voldoende toelichting te hebben verschaft.
Annelies Verlinden
Deel: