56_2024-2025/11 - Klacht tegen manier waarop strijd tegen schijnhuwelijken wordt gevoerd
Pétitions
U kan deze petitie niet steunen.
56_2024-2025/11 - Klacht tegen manier waarop strijd tegen schijnhuwelijken wordt gevoerd
Auteur: Bert Van Langendonck
Mijn inziens zijn er onwettige en nadelige elementen in de strijd tegen schijnhuwelijken meer in bijzonder m.b.t. het Attest Geen Huwelijksbeletsel. (AGHB)
• Schending van de privacy tijdens ondervraging op de ambassade van België voor het bekomen van het Attest Geen HuwelijksBeletsel. Men moet zich onderwerpen aan erg persoonlijke vragen anders kan men het AGHB niet bekomen. De overheid legt daarbij extra subjective voorwaarden op om te kunnen trouwen. De overheid verwacht van haar ambtenaar dat deze over de juiste beoordelingsvermogen beschikt, maar mogelijk moet deze ambtenaar beantwoorden aan de verwachtingen van een actief-ontradingsbeleid. Dit leidt tot willekeur en machtsmisbruik.
• Schending van de mensenrechten - op basis van twijfels, vermoedens en vooroordelen wordt het fundamenteel recht om te trouwen met de partner van uw eigen keuze ontnomen.
• "Het geheel van omstandigheden" - of “indicatoren” zoals vermeld in de Omzendbrief van 6 september 2013 is niet meer dan een lijst “vooroordelen”. Zoals vooroordelen werden gebruikt in tijden van de inquisitie om “ketters” en “heksen” te onderwerpen aan de vuurproef en tot de brandstapel te veroordelen.
• Niet naleven van de eigen procedures door de overheid.
• Omzeiling van de wettelijke onderzoekstermijnen. Door het starten van vooronderzoek op basis van het AGHB omzeilt men de wettelijke onderzoekstermijnen, er is immers enkel de aanvraag om te kunnen trouwen in het buitenland aangevraagd en noch geen overschrijving van het huwelijk voor de ambtenaar van de burgerlijke stand.
• De overheid behandelt eervolle burgers die met oprechte intenties willen huwen als verdachten van criminele feiten. Hierbij intimideert en straft de overheid de eervolle burger en ontneemt de overheid het geluk van haar burgers.
Als de overheid aan de oprechte intenties van eervolle burgers twijfelt, dan spiegelt zich dat en twijfelen burgers aan hun overheid.
Dit initiatief is beantwoord:
Tijdens haar vergadering van 17 december 2024 heeft de commissie voor Verzoekschriften deze petitie overgezonden aan de commissie voor Justitie, aan de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken, aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee en aan de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing.
Antwoord van de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris (17/09/2025):
Ik wil de auteur van dit verzoekschrift er alleen op wijzen dat hij gewoonweg de wettelijke procedure heeft doorlopen die in het Belgische burgerlijk wetboek is vastgelegd voor huwelijken tussen een persoon met de Belgische nationaliteit en een persoon met een niet-EU-nationaliteit.
Hoewel deze heer zich misschien vragen heeft gesteld, is het belangrijk te weten dat deze procedure en de vragen die zij oproept, uitsluitend tot doel hebben zogenaamde "schijnhuwelijken" en de illegale immigratie die daaruit kan voortvloeien, te voorkomen
Antwoord van de minister van Justitie, belast met Noordzee (12/11/2025);
Vooreerst willen wij erop wijzen dat, op basis van het principe van de scheiding der machten, noch de Minister van Justitie, noch de FOD Justitie zich kan uitspreken over of kan tussenkomen in individuele zaken die uitsluitend tot de bevoegdheden van de rechterlijke orde en de ambtenaren van de burgerlijke stand behoren.
Wij kunnen de betrokkenen enkel op algemene wijze informeren over de relevante wetgeving.
Een attest van geen huwelijksbeletsel is een document dat aantoont dat een Belg mag huwen. Dit attest wordt afgeleverd door de Belgische consulaire post in het land waar de betrokkene wil huwen. Dit attest toont aan dater naar Belgisch recht geen wettelijk bezwaar bestaat tegen het toekomstig huwelijk (artikel 69 Consulair Wetboek). Het attest van geen huwelijksbeletsel moet worden voorgelegd indien de buitenlandse overheid hierom verzoekt. Dit verzoek van de buitenlandse overheid is bedoeld om te kunnen nagaan of de betrokkenen overeenkomstig hun nationaal recht voldoen aan de voorwaarden om in het huwelijk te treden.
Om een attest van geen huwelijksbeletsel te verkrijgen van het consulaat, moet worden nagegaan of aan de wettelijke hoedanigheden en voorwaarden om te huwen is voldaan (artikel 70, eerste lid Consulair Wetboek). Bij een huwelijk in België wordt dit onderzoek gevoerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 167 oud B.W.). Als niet wordt voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden om te huwen, kan geen attest van geen huwelijksbeletsel worden verkregen.
De hoedanigheden en voorwaarden om een huwelijk aan te gaan worden bepaald in de artikelen 143 tot en met 164 oud Burgerlijk Wetboek. Deze artikelen schrijven onder meer voor dat om een huwelijk aan te gaan betrokkenen minstens 18 jaar en bekwaam moeten zijn (behoudens ontheffing ervan door de rechtbank), hun vrije toestemming moeten geven, niet verbonden mogen zijn door een ander huwelijk ofwettelijke samenwoning, geen bloedverwanten in de rechte opgaande en nederdalende lijn en de aanverwanten in dezelfde lijn mogen zijn en geen broers of zussen, oom/tante en nicht of neef mogen zijn.
Artikel 146bis van het oud Burgerlijk Wetboek handelt over het schijnhuwelijk. Een schijnhuwelijk is, overeenkomstig dit artikel, een huwelijk waarbij, "ondenks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een gehee van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het totstandbrengen van een duurzame /evensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde."
De wetgeving betreffende schijnhuwelijken werd ingevoerd, en later verstrengd, om in een betere bescherming van de openbare orde te voorzien. Een regel of een wet die de openbare orde raakt is volgens het Hof van Cassatie een regel "die de essentiële belangen van de Staat of van de gemeenschap raakt [. .. ]". Het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel op een onwettige wijze valt hier ook onder, aangezien het de essentiële belangen van de Staat raakt.
Het recht om te huwen is een fundamenteel recht (artikel 12 EVRM en artikel 23 IVBPR). Dit recht is niet verbonden aan de verblijfstoestand van de betrokken partijen. Hieruit volgt dat de voltrekking van het huwelijk, of de aflevering van een attest van geen huwelijksbeletsel, bijvoorbeeld niet kan worden geweigerd op basis van het loutere feit dat iemand illegaal in het Rijk verblijft. Evenmin kan het huwelijk worden geweigerd op grand van de vaststelling dat aan het huwelijk ook een verblijfsrechtelijk voordeel is verbonden.
Weliswaar is het recht om te huwen geen absolu ut recht. Het kan zo afhankelijk worden geste Id van de naleving van nationale wetten, zoals de wetgeving op het schijnhuwelijk (Cass. AR P.13.1735.F, 20 november 2013). De voltrekking van een huwelijk wordt dan ook geweigerd wanneer de enige intentie van één van de echtgenoten uitsluitend gericht is op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel.
Of er sprake is van een schijnhuwelijk, wordt voor elk geval in concreto beoordeeld, rekening houdend met de specifieke omstandigheden.
De omzendbrief van 6 september 20131 benadrukt dat moet worden vermeden dat elk gemengd huwelijk prima facie ais verdacht wordt bestempeld en dat de principiële huwelijksvrijheid vereist dat men bij de beoordeling van de intentie om te huwen de nodige omzichtigheid aan de dag legt. Wanneer men zich beroept op het schijnkarakter van een huwelijk, moeten duidelijke indicaties bestaan dat het huwelijk onmiskenbaar niet is gericht op het vormen van hoger vermelde duurzame levensgemeenschap. De omzendbrief bevat een lijst van factoren die een aanwijzing kunnen vormen dat een schijnhuwelijk wordt beoogd. Deze richtlijnen trachten ervoor te zorgen dat een zorgvuldige beoordeling van de situatie wordt gemaakt.
Of al dan niet sprake is van een schijnhuwelijk wordt, onder andere, beoordeeld door de intentie van de toekomstige echtgenoten te peilen aan de hand van deze niet-limitatieve lijst van factoren opgesomd in de omzendbrief. De ambtenaar van de burgerlijke stand, het parket of het consulaat kunnen zich bij de beoordeling niet enkel baseren op deze lijst, maar moeten ook de specifieke omstandigheden van de zaak in aanmerking nemen. De beoordeling gebeurt niet op basis van één factor, maar door een combinatie van meerdere factoren. Indien aan één criterium is voldaan, geldt dat niet automatisch ais bewijs van schijnhuwelijk. Een schijnhuwelijk bestaat pas, overeenkomstig artikel 146bis oud B.W., wanneer uit het geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van het huwelijk uitsluitend berust op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel, en onmiskenbaar niet op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap.
Het onderzoek naar een schijnhuwelijk gebeurt in eerste instantie door een bevraging van de echtgenoten. Persoonlijke vragen brengen vaak waardevolle informatie op die een duidelijker beeld schetsen. Het staat de betrokkenen uiteraard vrij om niet te antwoorden op deze vragen. Nader onderzoek wordt verricht aan de hand van getuigenissen, politieonderzoeken, verklaringen van derden, geschriften ...
Een van de factoren vermeld in de omzendbrief is een hoog leeftijdsverschil tussen de aanstaande echtgenoten. De wet bepaalt inderdaad niets over een maximum- of minimumverschil in leeftijd van de toekomstige echtgenoten, en op zich is dit geen doorslaggevend criterium om te besluiten tot een schijnhuwelijk. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de toekomstige echtgenoten elkaar hebben ontmoet, of het niet kunnen uitspreken van de naam of woonplaats van de toekomstige echtgenoot. Het is daarbij ook correct dat echtgenoten in het huwelijk verplicht zijn om elkaar hulp en bijstand te bieden (artikel 213 oud BW), en echtgenoten elkaar dus zeker uit vrije wil kunnen ondersteunen. Wanneer echter al een som geld wordt beloofd voordat het huwelijk is voltooid, kan dit, in combinatie met andere omstandigheden, wel een ernstig vermoeden tot schijnhuwelijk doen ontstaan.
De elementen die worden aangehaald zijn op zichzelf dus geen schending of bedreiging van de openbare orde. Wei worden aile elementen in overweging genomen bij de beoordeling van een toekomstig huwelijk, dat nodig is voor het afleveren van een attest van geen huwelijksbeletsel. Wanneer uit het geheel van elk van de verschillende elementen en de overige omstandigheden blijkt dat de intentie van de toekomstige echtgenoten niet is gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het verkrijgen van verblijfsrechtelijke voordelen, moet het hoofd van het consulaat, de ambtenaar van de burgerlijke stand of de procureur des Konings besluiten dat er sprake is van een schijnhuwelijk. ln dat geval kan geen attest van geen huwelijksbeletsel worden afgegeven.
Tegen deze beslissing kan beroep bij de familierechtbank worden aangetekend binnen de maand na de kennisgeving ervan (artikel 71 Consulair Wetboek).
1 Omzendbrief van 6 september 2013 inzake de wet van 2 juni 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen (B.S 23 september 2013).
Deel: