55_2020-2021/39 - Wetgeving inzake het wettelijk en het aanvullend pensioen
Pétitions
U kan deze petitie niet steunen.
55_2020-2021/39 - Wetgeving inzake het wettelijk en het aanvullend pensioen
Auteur: Rudi Budts
Bij deze wens ik mijn ongenoegen te uiten omtrent hiernavolgend feit.
Bij mijn werkgever werd via een groepsverzekering een aanvullend pensioenplan voorzien, waarvan het opgebouwd kapitaal mij werd uitbetaald op mijn 60ste.
Het bedrag van het beschikbaar kapitaal bedroeg 23 437, 13 euro + 321,15 euro winstdeelneming = 23 758,28 euro bruto. Met inhouding van ZIVbijdrage (3,55 %), solidariteitsbijdrage (1 %) en 2 x een liberatoire belasting (20,19 % en 10,09 %) bleef hiervan nog 18 725,51 euro netto over. Dit betekent zomaar eventjes een inhouding van 5 032,77 euro.
Bij ontvangst van de brief omtrent het maandbedrag van juli 2019 van de allereerste uitbetaling van mijn pensioen zag ik hierop tot mijn grote ontstentenis dat bovenstaand brutobedrag in rekening werd gebracht voor het bepalen van het maandelijks nettobedrag van mijn pensioen. Normaal gezien was ik geen ZIV-bijdrage verschuldigd (totaal maandelijks brutobedrag pensioen alleenstaande minder dan 1 500,37 euro), doch hierdoor nu wel, namelijk 51,62 euro.
Aangezien ik normaal recht had op een maandelijks nettobedrag van 1 385,24 euro zonder ZIV-bijdrage betekent dit voor mij een maandelijks verlies van 1 385,24 euro – 1 352,88 euro = 32,36 euro. Ondanks dat er bij de uitbetaling van het bedrag van het beschikbaar kapitaal van het pensioensparen hierop reeds een ZIV-bijdrage van 3,55 % werd ingehouden, overkomt mij dit nu opnieuw bij de uitbetaling van mijn pensioen, zij het ditmaal maandelijks.
De vraag die ik mij hierbij uiteindelijk stel is voor wie of wat ik hier eigenlijk gespaard heb. In de veronderstelling dat ik het geluk mag hebben van nog 20 jaar te leven, betekent dit dat van het mij oorspronkelijk uitbetaald nettobedrag van 18 725,51 euro aan beschikbaar kapitaal pensioensparen – 32,36 euro x 12 x 20 = 7 766,4 euro nog 10 959,11 euro overblijft, hetgeen nog minder dan de helft is van het brutobedrag van het opgebouwd kapitaal pensioensparen. Wanneer ik dan nog eens van 01/1996 tot 01/07/2014 mijn persoonlijk aandeel in de jaarlijks te betalen premies mee in rekening breng, blijft er nog geen 5 000 euro meer van over, van een aanvullend pensioen gesproken.
Bovendien moet men dan nog via de media vernemen op welke pensioenbedragen bepaalde politici zonder enige schroom menen aanspraak te mogen maken, hetgeen gewoon zeer degoutant en frustrerend overkomt.
Dit initiatief is beantwoord:
Tijdens haar vergadering van 26 oktober 2021 heeft de commissie voor de Verzoekschriften deze petitie overgezonden aan de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen en aan de minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris.
Deze petitie is vervallen als gevolg van de ontbinding van de Kamer op 8 mei 2024.
Antwoord van de minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris:
Wat het beleid met betrekking tot de RIZIV-bijdrage op de pensioenen betreft, lijkt het nuttig om de ratio achter het systeem van de zogenaamde fictieve rente in herinnering te brengen. De bedoeling daarvan is om alle gepensioneerden op gelijke voet te behandelen, ongeacht of hun pensioen uitsluitend bestaat uit wettelijke pensioenen, dan wel uit een combinatie van wettelijke en aanvullende pensioenen, en ongeacht of het aanvullend pensioen in de vorm van een rente wordt uitbetaald of in de vorm van een eenmalig kapitaal.
Indien de bijdrage van toepassing is, hetgeen afhangt van de hoogte van het globale pensioen, wordt zij berekend op de totaliteit van de bruto-pensioenen. Dit is niet alleen zo voor het aanvullend pensioen, maar ook voor het wettelijk pensioen. Vanzelfsprekend wordt de belasting nadien berekend op het pensioen, na aftrek van de RIZIV-bijdrage.
Zoals mijn voorganger u ook had toegelicht, betekent het systeem van fictieve rente niet dat het aanvullend pensioen twee keer wordt onderworpen aan de ZIV-bijdrage. De fictieve rente wordt enkel berekend om na te gaan of het totale pensioen (wettelijk en aanvullend) de drempel voor de toepassing van de bijdrage overschrijdt, maar wordt zelf niet onderworpen aan de bijdrage. Het aanvullend pensioenkapitaal werd immers al onderworpen aan de bijdrage bij de bron. De ZIV-bijdrage die desgevallend wordt ingehouden op het wettelijk pensioen (d.i. wanneer het drempelbedrag wordt overschreden), wordt enkel berekend op het bedrag van het wettelijk pensioen.
Het principe van de ZIV-bijdrage zelf en de omrekening van kapitalen in rente wil ik als minister dan ook niet ter discussie stellen. Het lijkt billijk dat twee gepensioneerden met een even groot pensioen dezelfde bijdrage betalen, ook al krijgt de ene zijn volledige pensioen uitbetaald als een rente en de tweede deels in rente en deels in kapitaal.
Maar de berekening van de bijdrage - en de omrekening van kapitalen naar rente - moet wel op een billijke manier gebeuren. En dat is vandaag niet steeds het geval. Zowel de ombudsman voor de pensioenen als de sociale partners hebben recent gewezen op problemen op dat vlak.
Een probleem dat in dat verband aan de kaak wordt gesteld betreft het verouderde karakter van de omzettingscoëfficiënten die worden gebruikt bij de berekening van de fictieve rente. Deze coëfficiënten worden berekend op basis van een rentevoet en op basis van de levensverwachting. Deze elementen werden al geruime tijd niet meer aangepast. Zo gebeurt de berekening van de fictieve rente vandaag nog steeds op basis van een rentevoet van 4,75%, wat niet erg realistisch is in de huidige context.
Het gevolg daarvan is dat het aanvullende pensioen in de berekening wordt overschat, waardoor mensen die een bescheiden aanvullend pensioenkapitaaltje ontvangen na verloop van tijd soms meer betalen aan extra ZIV-bijdragen dan het bedrag van hun pensioenkapitaal. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn. De sociale partners binnen de nationale arbeidsraad hebben daarom recent een oplossing voor dit probleem voorgesteld. Mijn administratie bereidt op basis daarvan een wetswijziging voor die ik dit najaar aan de regering zal voorstellen. (https://lalieux.belgium.be/nl/minister-lalieux-tevreden-met-sociaal-akkoord-dat-kleinaanvullend-pensioen-beter-zal-beschermen)
Eerder besliste de regering al om de drempelbedragen voor de berekening van de RIZIV-bijdrage gevoelig te verhogen. Gedurende 4 jaar (van 2021 tot 2024) wordt het drempelbedrag telkens op 1 januari met 2,31 % verhoogd. Tegen 2024 zal de drempel aldus gestegen zijn met 9,57%, en dit uiteraard bovenop de inflatie. Meer dan 130.000 gepensioneerden zullen als gevolg daarvan tegen 2024 de RIZIV-bijdrage niet langer moeten betalen.
Deel: